Huurbescherming

Huurbescherming

De huurder van artikel 290 BW bedrijfsruimte is wettelijk beschermd met behulp van termijnbescherming en de daaraan gekoppelde opzeggingsbescherming. Kortom: er is huurbescherming.

De wetgever heeft een minimale huurtermijn aan de huurder willen garanderen om zo zijn investeringen rendabel te maken. Om reden dat investeringen in de regel in tien jaar worden afgeschreven, is de wettelijke termijnbescherming gesteld op tien jaar, uitgesplitst in twee periodes van vijf jaar.

De wet kent limitatief opgesomde huuropzeggingsgronden. De enkele opzegging door de verhuurder maakt geen einde aan de huurovereenkomst, tenzij de huurder instemt. Anders moet de verhuurder een beëindigingsprocedure starten bij de kantonrechter.

De wet uit van de navolgende mogelijkheden:

2 jaar of korter: de huur eindigt dan van rechtswege, tenzij het gebruik langer dan twee jaar heeft geduurd. In dat geval geldt van rechtswege een huurovereenkomst van 5 jaar, waarop de reeds verstreken twee jaar in mindering komen;

onbepaalde tijd, doch in ieder geval voor 5 jaar (+ 5 jaar jaar) daarna onbepaald, tenzij opgezegd tegen de einde van de overeengekomen termijn;

5 jaar + 5 jaar, daarna onbepaald, tenzij opgezegd tegen de einde van de overeengekomen termijn;

10 jaar, daarna onbepaald, tenzij opgezegd tegen de einde van de overeengekomen termijn;

10 jaar of langer, daarna onbepaald, tenzij opgezegd tegen de einde van de overeengekomen termijn.

Huurbescherming in vogelvlucht

- opzegging eindigt de huur niet;

- contract duurt voort;

- er is huurbescherming (niet te verwarren met ontruimingsbescherming)

- mogelijk geen einde;

- initiatief bij verhuurder;

- geen fatale termijn;

- uitspraak via de kantonrechter;

- tot dat onherroepelijk is beslist.